we zitten op de bus
er stapt een oud vrouwtje op
een zwarte heer ruikt naar lavendel
de buschauffeur is een vrouw
er rolt een blikje bier van de ene naar de andere kant
buiten regent het
een plas water zegent een kussend stel
de auto pleegt vluchtmisdruif
maar wij zitten nog steeds op de bus
droog en warm
jij helemaal van voor
en ik aan de achterkant
want we spreken niet meer tegen elkaar
ingewikkeld als de relativiteitstheorie
de bus stopt
jij staat recht
komt recht op mij af
en vraagt
"uw vervoersbewijs aub, meneer"