als een vals gezongen noot zo fout
als een te strak gespannen snaar zo slecht
te lang in de regen als rottend hout
overal gaten in makend als een specht
als een gat in het deksel zo leeg
als een rimpel in het water zo oud
vies brood vanwege ongerezen deeg
alles voelde toen o zo heel erg fout
en toen kwam zij, en toen kwam jij
en toen kwam ik
en toen kwam alles, en toen kwam niks
en toen kwam ik
als een zonnestraal in het duister zo helder
als een vlinder in de regen zo mooi
het enige lichtje in een bedompte kelder
een scheurtje en ontsnapping uit mijn kooi
als een kus van het duister
een streling van het licht
verdween de schemer voor mijn ogen
zomaar uit mijn gezicht
en toen kwam zij, en toen kwam jij
en toen kwam ik
en toen kwam alles, en toen kwam niks
en toen kwam ik
als een komeet in de hemel, de heldere nacht
als de flonkering van een ster
als perzikbloesem zo zacht
want toen kwam jij. mijn eigen ster
want toen scheen de zon
toen scheen de maan
toen scheen alles wat schenen kon
en wapperde de overwinningsvaan