Een rups met sombere kleuren
kroop in de tuin door het groene gras.
Ze at gretig van het sappige groen
maar voelde zich niet lekker in haar donkere jas.
Met haar buikje dik en rond
staarde ze naar de hemel, staarde ze naar de zon.
Mijmerend dacht ze aan haar leven
wilde zo graag als mooie vlinder leven.
Ze voelde zich dik, ze voelde zich log
en sloot zich op in haar eigen cocon.
Volledig afgesloten van iedereen
voelde ze zich lelijk en heel alleen.
Enkel de warmte van de zon deed haar gloeien
en ze voelde in haar cocon haar vertrouwen groeien.
Ze werd volwassen, ze voelde zich sterk
ze ontvluchtte de cocon en ging gretig aan 't werk.
Haar felle kleuren schitterden in de zon
ze voelde zich mooi en zeker niet dom.
Maar het leven zit vol gevaren
en heel even lette de vlinder niet op.
De prachtige vlinder werd in een vangnet gestrikt
haar vrijheid was over, werd op een plaatje geprikt.
Ze mijmert nu droevig over de tijd van toen
toen ze nog als rups wandelde in het groen.