Het was van je te verwachten.
Juist met dát verraad
bezorgde jij me slapeloze nachten.
Ik voelde koele winden
gedragen op de stem van een sirene
mijn breekbare ziel beroeren.
Jouw stalen gelaat verried de zakelijkheid
van de Amsterdamse hoeren.
Je rigide houding bleef kundig verborgen
opdat jij voor je wraak kon zorgen.
Je smeekte me om terug te komen.
En ik kwam terug, als een naïef kind
om het nieuwe leven achter me te laten
zodat wij samen van 't oude konden dromen
en jij, na twee nachten kon besluiten
om al mijn ruiten
vol haat in te gooien uit jaloersheid.
Nu was ik écht alles kwijt!
Zo'n laffe daad
kon ik van jou verwachten want;
jij huwde, na mij, met het motto
oog om oog en tand om tand.