zondagmiddag valt alles stil,
mensen sluipen langzaam moegeslapen
naar buiten uit hun holen,
begroeten de zon,
die anders is dan doordeweeks,
bewegingen met blote benen,
armen die zwaaien, onhoorbaar geschater,
geloei van grasmachines stijgt op,
bij de buren wordt de nieuwe auto
ritueel gewassen om de tijd te rekken,
het geroezemoes van de stad ebt weg
uit tarmac straalt wat hitte van banden,
achtergelaten van dagelijks verkeer
dat raast door de straten,
fantoomgerinkel van de schoolbel,
het gejoel van kinderen op de speelplaats,
moeders die wachten op hun kroost,
nergens een parkeerplaats vrij,
iemand opbellen en luisteren
wie het eerst antwoordt,
hoe gaat het, is er nieuws ?
de TV zorgt voor klank,
zappen, surfen, nergenswel,
de zoveelste koffie uitslurpen,
het gepiep van je adem beluisteren,
de wind speelt krakend
met het hek van de tuin,
en zie de goudregen staat in bloei,
merels pikken verse pieren
uit het kort afgemaaide gazon,
in je hoofd bonkt de zaterdagnacht,
herinneringen, gezichten, gesprekken,
een stoet emoties passeert je geestesoog,
languit, lamlendig, leeggezogen,
onder de parasol,
een denkbeeldige muur optrekken,
tegen zorgen en de morgen
van elke maandag.