(Nu 1)
Koeien liggen lui op dijken
ik lach ze wuiven terug met
rode kwasten smeren ze wat boter
over bloemen op mijn bord
(Vandaag 1)
De zon heeft geschenen
Het gras was blauw de lucht geelgroen
Ik heb gevlogen met ballonnen
toen gezwommen in de bomen
en de regen toverde met gouden stralen
roze bloemen in mijn haar
(Vandaag 2)
En al die tijd dat de zon mij kleurde
wachtte ik op het vallen van de nacht
want ik wist dat ik zou voelen
dat de zon vandaag gelogen had
(Nu 2)
Koeien liggen lui op dijken
maar hun kwasten lijken dood
Aarzelend zwem ik door bomen
Ik hef mijn glas maar niet mijn hoofd
Want buiten gaat de tijd voorbij
met zwarte ogen leeg en dood