Je kleuren wegen
minder zwaar.
Ze verheffen zich,
tillen je lijf omhoog;
je zweeft op lucht
en berust in een weten
dat levens scheidt.
Als sneeuw is het wit van je ogen,
het blauw van je iris is koud en bleek,
vaalbruin je zonverweerde huid,
je blonde haren knisperen droog als stro,
je lippen strepen een lila loodlijn,
verbitterd spreek je woorden
die ik niet meer herkennen kan.
Al ben ik de minste
van duizend mannen
zonder roeping en zonder doel:
ik heb je volslagen bemind
met overgave en vastberaden
je dienend en toegenegen
zelfs nu ik je niet meer volgen kan
nu je lust voor mij is verdronken
en je mijn roep niet meer hoort.
Een laatste kleur licht op,
maar ook die zon gaat onder.
Felrood ligt de wond open
die je in mij slaat
en mij ongeboren doodt.