Zwervend op de heide, spelend in het veen
Dagen waren nog oneindig
Kleine schapenwolkjes dansend in de lucht
Zomerdagen uit mijn jeugd.
We wisten de kleine vennen met hun helder water
wisten waar we bramen konden plukken
De Romeinse brug die we plank voor plank wel kenden.
We hadden nog geen weet van historie en van moeras.
We waren kinderen in onmetelijke vrijheid.
Een veilig thuis en ouders die ons lieten gaan,
ons gebied was als de prairie in het Drents,
we hadden de heide in haar paarse pracht,
we hadden zand om huizen in te bouwen.
Het veen is verdwenen, de heide vergaan
Ook wij gingen en vonden een plaats in de wereld.
Toch ruik ik mijn Drenthe, mijn geboorteplaats.
Zie ik, op de plaats, mijn vader en mijn moeder.