Zondagavond half elf,
Je bent al een tijdje de deur uit.
De computer houdt me samen met wat heimwee
(zoals wijn in een glas soms kleeft aan de randen,
zo kleef jij aan mij als je weg bent) gezelschap.
Ik moet het licht uit doen,
maar wacht nog even,
Ik wil me nog even herinneren
(zoals je je herinnert dat je de brievenbus nog moet leegmaken,
maar het toch weer vergeet omdat de brief die je verwacht toch niet meer komt)
hoe je in me kwam en weer wegging.
Ik zie je graag,
Ook al zeg ik het niet
(zoals ik ook altijd vergeet te zeggen dat de vuilnisbak nog buiten moet
gezet worden en de rommel er naast zich opstapelt)
omdat ik bang ben dat je het dan weer zal vergeten.
Ik zal het proberen te vertellen
Morgen, wat ik voel
(zoals ik altijd probeer te vertellen wat er die dag gebeurd is, tussen de soep en de patatten,
en jij me zal vragen het zout even aan te reiken)
zal ik vertellen,
zal ik vragen,
kom je weer eventjes binnen?
Hopend dat je dan zal blijven,
(zoals een straathond die mee naar huis wandelt en je nooit meer kwijtraakt en zich
schaamteloos voor het vuur nestelt)
zal ik je dan vertellen
wat ik altijd al zeggen wou.
Ik hou van jou.