Mooi weer
Ik kijk naar buiten,
het is mooi weer,
kinderen spelen.
De vogels zingen,
bomen ritselen,
kinderen praten.
De deur staat open,
ik wil naar buiten,
maar ga niet.
Opeens hoor ik geschreeuw.
Zou een kind gevallen zijn?
Ik voel de pijn zelf.
Nu is het duidelijk,
het was een droom,
ik wilde dat het zo was
Ik knipper
en kijk naar buiten,
het stormt.
Bomen waaien om,
niemand te bekennen,
vogels vliegen weg.
De deur is dicht,
Op slot,
Maar toch wil ik weg.
De schreeuw,
die kwam van mij.
Ik kreeg een klap.
Mijn vader grijnst,
met zijn hand op,
en daar gaat hij weer
Ik val,
eerst mijn hoofd,
ik voel pijn.
Tranen en bloed,
wat zal de juf zeggen?
Hoe kan ik hier weg?
Als wordt zwart,
ik hoor vogels fluiten
en bomen ritselen.