Zeemzoete pianoklanken vullen de onthullende duisternis
Je bent een wolkenloos onweer zoals je daar zit,
Vol droog verdriet, voorzichtig de toetsen strelend
Een rustige storm waait door de kamer
Wanneer je in een opgewekte neerslachtigheid
Een blad van je partituur omslaat.
Troostende gebaren doen je niets
En onzichtbare woorden kunnen
je witte rouwperiode niet doorbreken.
In een ontredderde vastbeslotenheid
klap je de zwijgende piano dicht
en probeer je je gewonde verleden te vergeten.
De gehate deur valt genadeloos
achter je tengere figuur dicht.
Hoeveel zandlopers zullen omgedraaid zijn voor je terug verschijnt?