Ik kijk en zie ze gaan, maar mij zien ze niet.
Ze weten niet waar ik sta, dus zijken ze ook niet.
Alleen en woedend sta ik daar,
iedereen ziet me en vindt me maar raar.
Wat moet ik dan meer doen?
Praten, roepen, schelden?
Is het dat misschien?
Ik lijk nu waarschijnlijk op een pompoen die zich koestert in zijn eigen huisje, veilig, rustig en stil.
Ik ben nu eenmaal zo, waarom moet ik dan veranderen?
Ben ik fout bezig?
Ik wou dat ik men leven kon overdoen.
Elke dag is een angst voor wat zal komen.
Moet ik een grote mond opzetten?
Nee, want dan zal het zeker gaan stormen.
Vrienden heb ik niet.
Ik vertrouw niemand.
Wie kan je vertrouwen? Ieder heeft een duiveltje en een engeltje in hem.
Laat me de dingen doen die ik wil!
Ik regel mijn leven en jij dat van jou!
Ik ben zoals een schelp op het strand, ze ligt daar ook eenzaam en alleen te wachten op wat zal komen.
Een wandelaar, een schelpenverzamelaar, een kinderhand die me zal oprapen en zeggen: 'Je bent mooi zoals je bent!'