Ik beloof je
Verdrinkend in een zee van je eigen tranen,
rijk ik je men arm.
Ik moet je redden.
De pijn, die jij ondergaat,
is niets vergeleken,
met de pijn die ik zou dragen,
als ik je zou zien verdwijnen,
in een eindeloze leegte.
Ik hou je vast,
druk je tegen me aan,
ik smeek je,
met in men oog een traan,
"laat me nooit meer gaan".
Ik beloof je de sterren
en een heerlijk bestaan.
Ik beloof je nachten,
die nooit over gaan.
Ik bied je men hart,
en vraag je, beschaamd,
"neem het als je blieft aan".
Minder ben je niet waard,
want al die dingen,
die ik jou doodsgraag wil geven
heb ik door jou al altijd gehad.