(het is geen gedicht maar meer een "sprookje")
Ik liep door de wijde velden van Stabroek, tot op een gegeven moment een klein vogeltje op mijn grote teen landde. Een klein geelgroen gevlekt vogeltje. Ik besloot hem Dirkje te noemen. Dirkje en ik bleven een tijdje zo staan in een uitgestrekt suikerbietenveld, tot Dirkje zei: “Ik heb een probleem” Bezorgd als ik ben, vroeg ik wat er mis was, op een beleefde manier natuurlijk, ik kende hem immers nog maar pas.”Ik ben mijn vriend kwijt.” “Echt?”, antwoordde ik,”Laten we hem dan gaan zoeken, hoe ziet hij eruit?” “Paars met een groene staartvin.” Goed, dacht ik, die valt goed op, hoop ik….
Dus gingen Dirkje en ik op zoek naar Spartacus, eo noemde ik Dirkjes vriend in mijn hoofd. Op weg naar Ekeren, waar Spartacus woont, moesten we door Kapellen. Daar kwamen we een wandelende vork tegen. “Hallo!”, zei ik, “Wie ben jij?” “Je suis Jean Fourchette!” Sloeg dat tegen, een Franstalige vork, het laatste wat ik kon gebruiken, maar omdat Dirkje er goed me overweg kwam, namen we hem met ons mee. Dirkje en ik trokken verder naar Ekeren, op zoek naar Spartacus, maar nu vertraagd door de beenloze, Franstalige vork, Jean.
Op een gegeven moment werden we benaderd door een varken. Dirk, Jean en ik stopten ongeveer 2 meter voor het varken “Knor knor knor!” zei het. “Knor knor knor oink knor”, vroeg ik, waarop het antwoordde: “Knor oink knor knor!!!!” Zo’n groffe taal had ik niet van een varken verwacht. “Oink knor oink” , voegde hij eraan toe. Toen was de maat vol. “Laat mijn moeder hierbuiten”, brulde ik en nam Jean en rijgde het varken op Jeans hoofd. “Oh la la, il y a un cochon sur ma tête, très bizarre! ” Terwijl het varken luid krijste rustig doodbloedde besloten Dirkje en ik iets te eten. Na onze overheerlijke maaltijd, me als achtergrondmuziek de pijnkreten van het varken, gingen we weer verder. “Mes amis, ne m’oubliez pas!” hoorde Dirkje en ik Jean nog luidkeels schreeuwen, maar ja, een vork met een dood varken op zijn hoofd is iets dat je beter achterlaat, de mensen zouden vragen kunnen stellen. Dus liepen Dirkje en ik gewoon rustig door naar Ekeren.
We kwamen aan in het park ven Ekeren, waar Spartacus, volgens Dirkje, veel kwam. We besloten het eerst rustig aan te doen dus gingen we op een groen bankje zitten. Maar toen ik ging zitten hoorde ik schel gepiep gevolgd door een geluid dat vergelijkbaar is met het geluid van een klein eekhoorntje die door een 14-jarige jonge wordt geplet op een houten bank. Om ongeveer vijf uur stonden we op van het inmiddels blpoedrode bankje en gingen verder zoeken, maar we vonden niets…..
Wat is nu de moraal van dit verhaal: Steek nooit je huisdieren in brand, want dat loopt nooit goed af!!!!