De trein
Het was koud die ene ochtend in april
Iedereen sliep nog, alles was stil
Het had die nacht geregend
En de rails voelde koud aan
Hij kon zich nog bedenken
En weer naar huis toe gaan
Maar wat moest hij daar zoeken
Zijn leven stelde niets voor
Nee, dit keer wist hij het zeker
Hij zette dit door
De gedachten aan vroeger
Deden hem pijn
Waarom kon hij niet als anderen
Gewoon, normaal zijn
Hij keek om zich heen
Dit zag hij voor de laatste keer
Als eenmaal de trein voorbij zou zijn
Dan was hij er niet meer
Gerommel in de verte
De trein was lang en groot
Hij probeerde dit alles te zien
Als een enkeltje….
…. Naar de dood
maar de trein naderde en dat maakte hem bang
langzaam
gleed er een traan over zijn wang
rillingen liepen over zijn rug
laat het vlug gaan, heel erg vlug
hij lag daar en keek naar de aankomende trein
hij keek recht in de dood
zou hij er gelukkiger zijn?
Een klap, een gil
En toen was het voorbij
Hij is dapper gestorven
Nu is hij vrij
De trein heeft hem gegeven
Wat hij niet kon krijgen van het leven
Janny 1998