Ook al ben ik groen met gele vlekken,
Drie hoofden en drie nekken.
Bij het woordje "poep" al bloos.
Mijn haar elke dag coupe windhoos.
Me stoot aan elke steen,
Struikel over mijn grote teen.
Tijdens het lachen flapper met mijn oren,
Iedereen zich aan mijn stem kan storen.
Ik kwijl tijdens het praten,
En dat ook niet kan laten.
Gillend klaarkom terwijl ik door de supermarkt hol,
Galopperend als een knol.
Als ik een scheet laat en erover lieg,
Drie keer tegen de muur aan vlieg.
Mijn borsten op mijn rug zitten,
Ik daardoor op mijn buik moet pitten.
Mijn neus op mijn voorhoofd staat,
En kom ik overal te laat.
Het maakt me niet uit hoe of wat ik ben,
Zolang ik jou maar ken.