diep in de nacht ,koud en nat kom ik thuis
weer een dag alleen in dat huis
mis het lawaai , het gelach ,een lamp nog aan
weer een reden om rechtsom keer tegaan
ik steek de sleutel in het slot en weet,ben niet alleen
al gauw springt en rent er iemand om me heen
gooi me tas neer ,en geef hem aai over zijn bol
en praat tegen hem, hij word weer dol
ik vloek soms tegen hem ,hij is stout
hij is nog jong en ik denk ik te oud
hij kijkt me aan met zijn bruine ogen
net of ze willen zeggen; baas je hebt gelogen
het doet me beseffen ,ik ben niet alleen
boos, verdrietig ,blij, me maatje is altijd om me heen
hij hoort bij de drie mannen ; ik nigel en joey
dan heb ik het over mijn duitse herder zoey