De linnenkar
Ik stond bij de linnenkar
Doodstil
Getroffen door een etiket
Ik raakte er van in de war
Zo koud, zo kil
Bij al die spullen voor mijn bed.
Tussen lakens, slopen en ander beddengoed
De dood,
Keurig op een stapel neergelegd.
In zwart op wit, zoals het moet
Stond eronder, netjes en groot:
“Afleggen”. Ik had het gevoel dat me iets werd gezegd.
Linnen, het deed me ergens aan denken
Geboren,
In doeken gewikkeld, het begin
Van een leven dat hij wou schenken
Hij gaf zich over in Zijn handen, maar leek verloren
Tot Hij de linnen windsels aflegde en het graf uitging
O God helpt U me het buiten mezelf te zoeken.
Doodgeboren,
mezelf afleggen, weten dat U mij wilt verwarmen
Here, Ontdoe Mij toch van al die dodendoeken
Ik belijd: Zonder U ben ik verloren
Ik geef me over in Uw armen