Langzaam opent de ochtend de ogen
Door de nevel heen hoor ik vogelgezang
Als ik kijk zie ik de bomen als bogen
In elkaar grijpen, de ochtend wordt lang
Het lijkt alsof de nacht haast heeft, zo snel is ze vervlogen
De wind kabbelt zachtjes langs me heen
Een melancholisch gevoel opwekkend
De dauw zet zich af, ’t is alsof ik ween
Niets blijft er vrij van, alles bedekkend
Met een ongekende frisheid. Ik voel een ochtendzweem
Ik hoor water langzaam stromen
En voel: de ochtend is mijn
Als glinsterend geweven spinrag, mijn dromen
Een fijngehaakte draad, een levenslijn
Ik trek me eraan omhoog en voel de ochtend komen