We tuimelen als zandkorreletjes
in vrije val, recht naar beneden
mijn buikske kriebelt nog steeds
'tzelfde als 12 maanden geleden
We worden voortdurend gewogen
Een zift probeert ons te scheiden
Maar we houden elkaar stevig vast
Dan valt het afscheid te vermijden
Er wordt van ons een huis gebouwd
Door een kind dat zich niet verveeld
We zitten samen in dezelfde toren
En hebben er een kamer gedeeld
Of het nu onweert, straalt of regent
We blijven elkaar altijd in de buurt
En denken dikwijls hoe goed het is
Wij, door onmetelijke liefde ommuurd
Telkens een kind speelt zijn we samen
in de toren, onvergetelijk, iedere keer
Dus wat ik eigenlijk de hele tijd hoop is
Dat dat kind speelt, meer en meer en meer