Zoeterwoude,
Op Hendrik zijn boerderijtje
daar woont menig dier.
Tien dikbilkoeien in het weitje,
bemind door Harm de stier.
Voor de varkens is een kot,
waarin zij wonen moeten.
Maar het kot zit nooit op slot,
het erf is waar zij wroeten.
En op het groene klaverveld,
daar lopen wollen schapen,
het zijn er vijftien welgeteld,
hun voer bijeen te schrapen.
In het oude kippenhok,
geen hoender vind je daar.
Ze gaan al jaren lang op stok
in de hazelaar.
Het poeltje is sinds lang bewoond
door eenden, eig’lijk wilde.
Ze worden rijk met voer beloond,
dat ze nooit weg meer wilden.
Het pronkstuk der menagerie
is een zwart Fries paard
dat luistert naar de naam Marie.
Goedmoedig is haar aard.
Zo leven ze daar met elkaar
en alles blijft bij ‘t oude.
Het zindert er van puur geluk
op de hoef bij Zoeterwoude.
koos 27-8-2003