Nog nooit had ik een kuil gezien zo groot dat ik er in viel
door er alleen maar naar te kijken
Dus daar lag ik, men lachte me uit, ik omgeven met blubber
spartelend twintig meter onder zee niveau
Niemand kwam me helpen, moederziel alleen, tot de nacht
viel en ik op de tast een gat ontdekte
Het leek pasgegraven, warm nog, toen het licht was, had
ik het niet gezien, grijpte mijn moed en
Kroop voorzichtig naar binnen, het was nauw, klam en zand
schuurde verontrustend veel huid kapot
De tunnel bleek lang, het einde leek nooit meer te komen
en op het moment dat ik besloot om te keren
Realiseerde ik me dat de ruimte te klein was om mijn lijf
om te draaien, baalde, en ging dus verder
De diepte begon langzaam aan mijn vel te vreten tot
daar in de verte duister in schemer veranderde
Schemer werd licht, en toen ik het licht eindelijk bereikte
keek ik uit over een obsceen landschap vol
Met modder besmeurde mensen, die elkaar met messen
te lijf gingen, met op de achtergrond stampende muziek
Trommelaars op een verhoging waarvoor schaars geklede
vrouwen opzwepend dansten, in trance
Achter de trommelaars een dikke man, omringt door voedsel
en nog meer schaars geklede vrouwen
Hij moest wel de leider zijn van dit afgrijselijk spektakel
dus ik liep op hem af, voor messen wegduikend
Toen ik voor hem stond besefte ik pas hoe groot hij werkelijk
was, in lengte en breedte, hij gaapte
Niet verbaasd over mijn komst, hij sprak over geschriften
ik was de uitverkorene, de leider van toekomst
Voorspoed, oogst en eeuwig leven bracht ik met me mee
volgens medicijnmannen die me omringden
Messen werden neergelegd en men nam mij op schouder
droegen mij naar buiten, een balkon
Ik moest een toespraak houden hoe ik hun wereld
redden zou, met vuur tussen regels
Ze applaudiseerden enthousiast, ik werd gekroond, de dikke
man van zijn kussens verwijderd
Ik keek om me heen, vrat me vol
kneep lustig in billen, totdat
twintig jaar later een medicijnman
de komst van de verlosser voorspelde
En toen de man ook werkelijk kwam
keek ik hem niet verbaasd aan
in tegendeel, lusteloos, vadsig
bleef ik zitten en gaapte ik in zijn gezicht
Auteur: Han Sterk | ||
Gecontroleerd door: Sheena | ||
Gepubliceerd op: 08 oktober 2003 | ||
Thema's: |