De tovenaar en de draak
Gingen samen leuk op reis
De tovenaar toverde altijd raak
En de draak, die was wijs
Ze gingen op zoek naar avonturen
In hun eigen kleine land
Maar niets gevonden, gingen ze naar de buren
De draak bereden, de tovenaar onbemand
Met kwieke slagen in de lucht
Volgde de draak de zee en kust
De tovenaar slaakte een tevreden zucht
Hij was in hoge oorden van rust
Doch grijze wolken namen vorm
En licht? Ze deden het plots zonder
Voor hun ogen begon de storm
Met verblindende bliksem en luide donder
De woeste golven sloegen kwaad omhoog
En reikten naar de draak en de tovenaar
Geen plekje op hun huid was nog droog
Ze waren beiden in groot gevaar
Bliksem sloeg in op de draak
Hij slaakte een kreet tussen geklemde tanden
Maar zijn concentratie was gericht op één taak
Hij moest en zou veilig landen
Eerst keek hij met een blik omlaag
Zag dat het veilig was en begon te dalen
Maar er kwam een plotselinge windvlaag
Waardoor hij dacht dat hij zou falen
Met vol goede moed bleef hij toch dalen
Langzaam maar zeker kwam de grond dichterbij
Zijn ogen fonkelden, hij zou het halen!
En landde toen nabij het getij
De storm loste op en de tovenaar keek
Naar de verwonding van de draak
Na te hebben gekeken bleek
Een wonde aan de vleugels de oorzaak
De draak was blij dat de tovenaar er was
Toen hij vroeg: Wat is er, dat scheelt?
Waarop de tovenaar antwoordde: Geen pas,
Ik heb de wonde al met een spreuk geheeld!