Op een dag zou ik met mijn geliefde uit varen gaan,
het was een mooie, zonnige dag.
Het was een eind in de middag voordat we gingen
maar ik dacht dat niets ons kon gebeuren
(ach, hoe fout was die gedachte)
We waren vlakbij een eilandje gekomen
toen het donker begon te worden.
Zij wilde graag op het strand gaan eten
verliefd als ik was, deed ik wat ze vroeg
refrein:
Ach, had ik maar nooit naar haar geluisterd
had ik maar de steven gewend
en was ik maar teruggevaren
maar het is nu toch te laat
Terwijl wij heerlijk zaten te eten,
merkte ik dat het ongewoon snel donker werd,
maar ik sloeg er verder geen acht op.
Desnoods brachten we de nacht op het strand door.
Het weer werd echter ook snel slechter,
er stak een wind op en het begon te donderen.
Mijn lief wilde toch maar weggaan,
dus we laadden alles weer in en vertrokken.
Ach, had ik maar niet naar haar geluisterd
had ik de steven maar niet gewend
en was ik maar blijven liggen,
maar het is nu toch te laat
De nacht bleek donker en maanloos
enkel zwakjes verlicht door wat sterren.
Plotseling was er die vervloekte windvlaag,
ik greep mezelf in een reflex vast aan de boot.
Toen ik opkeek om te zien of zij hetzelfde deed,
zag ik nog net hoe ze overboord sloeg.
Ik wilde haar gaan redden,
maar plots waren er donkere wolken,
het weinige licht verdween helemaal.
Ik riep luid haar naam
maar kwam niet boven de wind uit,
dezelfde wind waardoor ik voortgedreven werd.
Ach, had ik maar niet naar mezelf geluisterd,
had ik de steven maar gewoon laten liggen
en was ik maar helemaal niet weggegaan,
maar het is nu toch te laat.
Mijn wereld stortte in en ik deed hetzelfde
Ik heb voor onbepaalde tijd op de bodem gelegen
terwijl ik mijn tranen de vrije loop liet
en zachtjes en zonder veel hoop haar naam riep.
Op een gegeven moment strandde mijn boot
ik stapte uit en merkte dat het weer (of nog) donker was.
Ik ging liggen vlak naast de boot,
en ik liet mijn gedachten de vrije loop.
Tot mijn grote verbazing en schrik was er eentje,
één gedachte die steeds sterker werd.
En dat was om mezelf bij haar te (ver?)voegen,
en om dat te doen door middel van het water,
hetzelfde water dat haar van mij afgenomen had.
Ach, had ik maar niet naar mezelf geluisterd,
was ik maar gewoon blijven liggen
en was ik het water maar niet ingelopen,
maar het is nu toch te laat.
Ik dacht bij mezelf, ik wil nog niet dood,
maar de gedachte werd sterker en sterker,
om met die vervloekte boot het water op te gaan
en mezelf bij mijn geliefde te vervoegen.
Ik wil niet! Ik wil het niet! Nee!. Nee!.
maar het gevoel wordt nog steeds heviger.
Het pakt me tenslotte bij de keel!
Vaarwel, wrede en koude wereld,
ik ben nu onder de vloek van de maanloze nacht!