De klanken van je stem,
Sterven in de stilte,
In een bed ver weg van jou,
Dan sluit ik mijn ogen.
En jou in mijn hart voor de nacht,
De kilte verdrongen door jouw warmte,
Zie ik je staan, voor me en ik wenk je,
Sluit je in mijn armen en zoen je gedag.
Neem je op onze wolk,
En begin de nacht van onze droom,
Stijgen we op uit het donker van de nacht,
En volgen de weg van de maan.
Hand in hand genieten wij de sterrenhemel,
De schaduwen van de maan,
Route langs de bergen, heuvels en meren,
Over een wereld die slaapt.
Maar wij zijn klaarwakker als we dromen,
Warmen onze voeten aan het zand van de woestijn,
Wassen ons aan het wit van sneeuw,
Rusten op het zachste mos.
Genieten zonsondergangen op de mooiste stranden,
En de rust van het dierenrijk op de steppen,
Als twee geesten, nemen we deel,
Aan de wereld waar we boven staan.
Baden we in de helderste bergstroom,
En laten ons drogen in de gloed van een lavastroom,
Zoenen we elkaar aan het eind van de wereld,
Heb je lief met alleen de sterren en maan als getuige.
Zo zien wij elke avond de wereld,
Hand in hand met onze ogen dicht,
Ruiken we de geuren van de continenten,
Vermengen deze tot een pot pouri der liefde.
Jouw hoofd op mijn schouder,
Arm om je middel,
Zo verwerken we de indrukken,
Geloven plechtig hetgeen we hebben gezien.
Druk je stevig tegen me aan ten afscheid,
Open mijn ogen en kus de nacht vaarwel,
Maar alleen voor een dag,
Jouw nog steeds in mijn hart.
Zo begin ik deze nieuwe dag,
Met mooie herinneringen,
En je warmte in mij,
Wetend er komt weer een nacht.