Ik als verteller en bewaarder der oude verhalen,
schrijf in weemoed en treurnis deze droeve mare.
Dit uit de beginne der dagen, ik weet het nog goed,
gaat over een eik die het bos veranderen doet.
Als jonge stronk met takken en twijgen vol van loof,
wist hij zijn plaats goed te vinden tussen de aarde en wolken.
Buigzaam zo als hij zich in de wind bewoog,
kwik als water dat van de berg stroomde, met gratie,
sterk als een uit de rotsen gehouwen brok graniet
Naar mate de ringen in zijn stam verbreden,
hij de geest der wijsheid verkreeg van het leven,
werd hij preciezer in het geven van rade,
verfijnd en doortastende in het nemen van daden.
Daar hij door zijn geloof en kracht geheel was omgeven,
begon in het diepste van hem het zoette rot te leven,
dat zijn stam geheel in ziekte aanvreten zou.
De remedie als cru omschreven,
het amputeren van zijn zijn in dit leven.
Aangezien mijn ogen reeds veel reflecties hebben opgevangen,
mijn oren reeds veel geluiden hebben ontvangen,
mijn energie zich rond mij in bescherming verspreid,
sta ik hier toch machteloos en kan nog enkel geven,
mijn warmte, steun en sterkte in gebeden.
“…het verhaal met geen woorden….”
geschreven voor vriend en leraar na het horen van zijn amputatie van zijn been door ziekte.