stilletjes en alleen
zat ik op de grond
met het weer zo gemeen
en een grassprietje in men mond
Ik hoorde de wind fluisteren
hoorde de bomen praten
het bos begon zachtjes te fluisteren
zodat ze mijn aanwezigheid vergaten
Het begon te gieten en te stormen
en nog steeds zat ik daar
we konden ons tot 1 vormen
zonder enig gevaar
Ik voelde me veilig door die bomen
voelde de regen niet vallen
kon rustig verder dromen
het kon men dag niet vergallen
De rust in het bos keerde langzaam terug
de bomen zeiden hun laatste woord
ik krabte nog even aan men rug
en dacht na over wat ik had gehoord
Ik was geen storend element geweest
heb men vuil er niet weggegooid
toch is het in mijn gedachten nu feest
omdat ik niet degene ben dat met de natuur rotzooit