vogels fluiten
haast gefluister
De buurvrouw is haar lippen aan het tuiten
En ik luister.
Do re mi do la sol,
zingt ze in sopraan.
de vogeltjes slaan op hol,
haar ochtendlied is gedaan.
de bakker rijd voorbij,
met zijn vers gebakken brood.
Hij wuift naar mij,
en gooit een bagget die hij me aanbood.
Als de zon schijnt
is iedereen wel blij.
De zorg verdwijnt,
en alles is weer goed met mij.
Mensen lopen over straat,
met hun korte broekjes aan.
geen geurige uitlaat,
van een auto op de baan.
Als de zon zijn stralen laat vallen,
is iedereen vriendelijk.
Kinderen spelen met ballen,
en mensen zonnen langs de dijk.
Dat de zon er altijd mag zijn,
en niet weggaat.
Want die warmte is té fijn,
dit is de tijd dat ik me écht uitlaat.