Een boerken
Op een kleine, landelijke boerderij,
In het putteke van de maand mei,
Zat een boerken te werken in den hof,
En viel op zijn gat met een plof.
De boerin kwam aangelopen,
Toen ze haar bukte sprong haar bloes open.
De boer verschoot en zei met een lach,
Die mameloezen groeien met de dag!
Wat doe je daar toch aan dat ze zo groeien?
Wel, ‘s avonds veel met je stoeien…
De boer wist wat hij moest doen,
Hij kroop in bed met heel z’n plantsoen.