Je pense, donc je cris.
Mijn filosofie delft het onderspit
En braadt er rotte varkens aan,
Al kan het knorren
Ook als een balken klinken.
Hoe dan ook gaat denken niet meer
In lijnen, het is een soort Nijldelta geworden.
Vloeien stromen en vinden geen zee
Om woest eenduidig in te worden.
Wijsheid zou komen met dat varen
Maar in het water zit krankzinnigheid.
Het spookt daar op mijn vliering,
al zeg ik niet dat zij mijn krankzin is.
Neen, dat mag, dat mag niet, ja.
Zo is het denken. Ik ben, ik ben,
Ik roep, al zal niemand mij beamen,
Daar loop ik te krom voor.