Blaffen
Je liet los
wanneer we door een woud woorden liepen.
Ik mocht de geur van twijfels opsnuiven.
Mocht jouw gedachten afkluiven,
mocht mij aan de takken verlangen schuren,
graven naar verloren uren.
Ik begroef mijn gevoel te diep
onder de wortels van jouw ambivalentie.
Ik likte jouw hart schoner dan het was.
Ik krabde het verstand stuk.
Vrat het voer van jouw gelijk.
Ik was de geslagen hond
die de handen van de illusie bleef likken.
Nu blaf ik harder dan ik ooit bijten kan
Mijn tanden zijn stompjes mededogen.
Ik blijf waken
als een angstige hond
die uit zijn hart is getrapt.