De nacht lijkt helderder dan ooit tevoren;
je kijkt omhoog en slaakt een zucht.
Zachtjes neem ik je hand in de mijne
en kijk je aan, maar je beseft het niet.
Het gedempte maanlicht dat je nu omhelst
flirt met je haar om wiens kleur het haalt,
en teder lijkt de maan te vragen
of je haar sterren tellen wil.
Een vredig gevoel heeft me overmand,
een innerlijke rust die ik niet ken;
ik zou willen lachen, schreeuwen, of huilen als dat kon,
maar onbeweeglijk blijf ik daar staan ...
Want niets mag dit moment nu breken,
geen lach, geen traan of zelfs een simpel woord,
want naar jouw hart dat ik voel bonzen
heb ik het mijne heen gebracht.