Van alle zekerheden die ze in haar leven al heeft gehad,
was ze van niets zo zeker dan van haar grootvader.
Een rots in de branding, die voor haar al haar hele leven lang een voorbeeld vormde.
Nu ja, voorbeeld.
Niets dat ze opvolgde, geen vaste routines die ze had overgenomen, geen gewoontes die voortgezet werden, geen vaste stekjes.. Niets van dat alles.
Gewoon, Iemand, een persoon die er altijd was, op een manier die niemand kon overnemen, die niemand zomaar kon kopiëren,.. *Onvervangbaar,.. Onmisbaar*
Maar, Wat als die rots opeens weg zou vallen ?
Als het sterke schild dat hij voor haar vormde zou verdwijnen, de persoon stilletjes zwakker zou worden, het voorbeeld zou gaan vervagen, en uiteindelijk uitmonden in iets dat haar grootste angst bleek te zijn?
Ze zou instorten, De houvast die ze haar hele leven lang al kende, zou in één ruk weggetrokken worden uit haar leventje dat alles behalve stabiel genoemd kon worden.
Op die ene winterdag in januari kwam die bedreiging dicht.. Té dicht, zo vond ze..
Dagenlang dierf ze niet naar hem toe, de beroerte die hem getroffen had, bleef als een walm om zijn beeld hangen.. Een bedreiging die niet weg wou gaan.. Die even fel bleef doorschijnen als de pijn die ze van hem overnam..
De gedachte haar grootvader te verlieze overheerste, de angst afscheid te moeten nemen werd te zwaar..
Ze had hem al zo lang niet meer gezien, wat moest ze doen ? wat moest ze zeggen? Hoe kon ze hem nog onder ogen komen?
"hallo, ik ben uw kleindochter, 't iz maar even een paar weken geleden dat u me nog gezien heeft, nu ligt u hier, Neergehaald, Kapot gemaakt.. 'k dacht dat het maar even tijd was nog wat van me te laten horen".
Zo zou het niet zijn, Zo zou ze het niet bedoelen, Kon ze het niet bedoelen, daarvoor hield ze téveel van hem..
Hij zou het wel begrijpen, Haar tranen weer eens wegwerken, ze laten verdwijnen zonder woorden, die nietszeggende stilte zou genoeg woorden bevatten om haar duidelijk te maken dat het goed waz, Zolang ze elkaar maar hadden..
Zolang hij die rots kon zijn, een schild dat haar beschermde, hà à r hoekje om in weg te duiken, hà à r wereld, hà à r Droom..
HÃ Ã r Ziekelijk verstoorde droom, door een doffe klap, die haar verplicht te ontwaken, Grof.. Medogenloos.. Geen rekening houdend met het feit, Dat ze zielsveel van hem hield..
De angst om die doffe klap, Blijft toch steeds weer overheersen..
Die angst..Om die doffe klap.. Geen rekening houdend met het feit,
Dat ik zo zielsveel van hem hou..
-(°)-
**Mijn Bompa..Mijn Rotz.. No Mather What**