Zij was maar een vrouw.
In 't wit en in 't zwart.
Zij was maar een vrouw.
Maar nu is zij dood.
Zij lachte en sprong,
in 't fel gele licht.
Maar onder haar lach,
zat een droevig gezicht.
De herinnering blijft
aan die vrouw met haar lach.
Zij heeft alles gegeven
tot de laatste dag.
Niemand kende haar pijn
van haar stille verdriet.
Want er was op het einde
niemand die haar verliet.
Ze woonde alleen
in een sobere woning.
Zij was maar een vrouw.
En zo werd ze oud.
Ze leefde heel eenzaam.
Maar had zo haar trots.
Zij was maar een vrouw
en nu is zij dood.
Op een avond weende ze.
Dat deed ze heel veel.
Niemand die haar nog troostte.
Maar voor haar was 't einde nabij.
Ze was maar een vrouw.
In 't wit en in 't zwart.
Ze was maar een vrouw.
En nu is zij dood.