Ik droomde dat ik kon vliegen,
losjes door de lucht,
de wind door m'n haren,
de vogels,
fluitend in mijn oren.
Mijn voeten naar vooren steken,
mijn armen samentrekken,
en landen,
landen op een tapijt van wolken.
Mooi wit,
heel zacht,
om in weg te dromen.
Ik droomde dat ik kon vliegen,
weg van al m'n verdriet,
weg van al de pijn,
weg van al die mensen,
die hiervan de oorzaak zijn.
Weg van iedereen...
Ook weg van m'n vrienden?
Van m'n famillie?
Van de mensen die om me geven?
Waar ik om geef?
Nee, dan nog liever blijven,
het verdriet,
en de pijn trotseren,
met een glimlach,
een stralende glimlach op m'n gezicht,
want al die mensen,
mijn ouders,
m'n vrienden,
die om me geven,
maken het waard,
om voor te leven...