Een open plek
Mijn moeder is de blauwe lucht,
de witte wolk met gouden rand
de wilde gans op voedselvlucht
Het groene wijde land.
Mijn moeder is de volkstuin
we zouden samen doen,
in zonneschijn kom je haar tegen
en ik zorg voor het groen.
Mijn moeder is het groene dal
ontplooit zich voor mijn oog,
ze is de mist en gaat gauw over
in `n kleurige regenboog.
Mijn moeder is die eigenwijze ekster
vliegt weg en blijft toch in de buurt.
ze is de paardebloem en verandert
in de reiger die over `t water tuurt.
Mijn moeder is de witte bloem
groeiend, bloeiend in de sloot,
ze is de brandnetel en `t mos.
Mijn moeder is niet dood.
Mijn moeder is het uitgestrekte
niet te zien en toch aanwezig
in de blauwe tor zittend op `n blad,
als de merel, altijd bezig.
Mijn moeder kom ik altijd tegen
ze laat mij niet meer los,
ze is de kaars in de kastanje
mijn moeder is het hele bos.
Mijn moeder haar lichaam
verast door het vuur
maar haar geest is voor altijd
teruggekeerd in de natuur.
Voor mijn vader.