Ängst"
Waarom ben ik toch zo bang,
kijk ik steeds maar naar de gang.
Ik zie de deurknop, brons gekleurd,
ben altijd maar bang, dat er iets gebeurd.
Ik lig dan maar te luisteren,
of ik geen dieven hoor fluisteren.
Mijn ogen durf ik niet te sluiten,
luister naar de geluiden van buiten.
Kom dan steeds weer overeind,
en steeds weer bij het verkeerde eind.
Altijd denk ik maar iets te horen,
wat mijn nachtrust doet verstoren.
Waar komt die angst nu toch vandaan?
zal het mijn leven zo verder gaan.
Ik probeer mij er tegen te verzetten,
en er niet meer op te letten.
Want altijd denk ik weer: äls het moet gebeuren, gebeurt het toch",
maar dat is zeker innerlijk gepoch.
Want nos steeds duurt het lang voor dat ik de slaap kan vatten,
en heb dan hele klamme jatten.
Ben altijd bang, dat er plotseling iemand voor mij staat,
en weet hiermee echt geen raad.
Maar eens zal het wel over gaan,
en kan ik rustig slapen gaan.
Maar nu is het een probleem,
voor niemand anders, dan voor mij alleen.