Opa en oma hebben lang voor mij gezorgd,
Maar soms waren ze iets te bezorgd.
Als ik met een paar vrienden wegging,
Heel in het begin.
Ik was 7 en mijn moeder werd ziek,
Toen stonden ze hoog op de piek.
Ik zat in groep 4 toen zorgde ze al voor ons,
En legde ons goed warm onder de dons.
Ik ging naar de hogere school,
Toen kregen ze een andere rol.
Ze waren zo bezorgd en het was zo ver,
Ze zeiden ‘kijk uit er loopt tuig her en der’.
Nu zit ik in de vierde en ben al groot,
Toch rij ik nog wel eens door rood.
Toen zag de politie dat een keer,
En dan doe je dat gelijk nooooit meer.
Toch ga ik steeds minder naar ze toe,
En dan word ik ook wel eens heel erg moe.
Ik zou me dan moeten schamen,
Dat doe je toch niet als kleine dame.
Als ik er weer een week niet ben geweest,
Vind ik mezelf maar een heel stom beest.
Ik doe mezelf dan ook heel veel pijn,
En dat zeg ik niet zomaar voor de gein.
Ik kan ze toch niet zomaar laten barsten?,
Ik hoorde alweer dat ik met mijn tanden knarsten.
Dit kan ik ze niet aandoen,
Zo kan ik ze heel veel pijn doen.
Toch hou ik van al die tijd,
Verschrikkelijke spijt.
Ik kan er niet meer tegen,
Voor mij zijn ze een groot zegen.
Hoelang zouden ze er nog zijn?,
Als ik daaraan denk doet het alleen maar pijn.
Hun krijg je niet zo snel klein,
Dus zou nog een jaar of 20 kunnen zijn.
Toch hebben ze voor mij gezorgd,
En al waren ze heel bezorgd.
Het zijn mijn opa en oma al die tijd,
En ik wil ze nooit meer kwijt.