Eenzaam,
Zo staat hij daar
Hoofd gebogen
En knieën geknikt
Aan zijn lijf slobbert een zwarte regenjas die het eeuwigdurende geterg der regendruppels lijdzaam ondergaat. Hij wacht niet op verbetering en hoopt niet dat zijn doorweekte schild ooit nog droog wordt. Dat kan hij niet. De werkelijkheid heeft hem daarvoor eens te veel terecht gewezen.
Twee schoenen steken hun natte neuzen de wereld in
Ooit waren ze vechtlustig, nu onverschillig
De vele sporen op hun huid hebben hun moed gebroken
Koud en gevoelloos, zo bekijken ze de wereld die hen nog nooit iets goeds gebracht heeft.
Onder het beschermende deken van de jas verschuilt een groene bloes zich
Ze is bang om gekwetst te raken
Bang om te voelen hoe het is om te lijden
Bang om te weten wat het is om te “zijn”
Bang om de verstikkende beschutting van de jas te verlaten en zijn plek onder de uitblijvende zon te veroveren.
Bang is ze, alleen maar bang.
De man blijft daar maar staan
Hij lijkt te wachten
En toch heeft hij de hoop op aankomst al lang opgegeven
Het enige wat hij nog doet is daar staan
Hoofd gebogen en knieën geknikt
En terwijl de wind zijn gezicht verschroeit
Vermengen de regendruppels zich met zijn tranen
En samen vloeien ze weg
Weg van deze man,
Die iedereen toch al verlaten heeft