Spuit honderdenelf
zo eenzaam als een huismus op zee
onrustig in dromen
tevreden in de menigte
dé klant van de goot
zo levend als een kip aan het spit
onrustig in de haast
tevreden "op de plaats, rust"
dé bezoeker van elk graf
Hij die is, maar niet wil zijn
valt op door zijn uiterlijke schijn
maar let op het venijn
het zit hem in de staart,
mijn zijn is zijn dood
als het licht op zijn schaduw
"Verberg je niet,
je weet dat ik nooit misschiet"
bloed in de goot
de goot waar hij ligt,
met in haar schoot
zijn wegvloeiend leven,
dat hem pas was gegeven
vijfentwintig jaar
zeker honderd én elf paar,
hoeveel gram is het geweest...
deerde hem niet
alleen zo en zo alleen...
was het feest.