letters op haar netvlies
het beeld van klamme handen
rond een ruwe kwade pen
gevoel nog steeds gevangen
ze wacht
stil
hoopt dat de hemel klaart
maar het parelgrijs zindert
en ze weet terug die handen
op haar halfopen mond
lippen tussen tabaksvingers
de schokken
onzichtbaar is daar dan de nacht
haar trillend oog, een frons
het blad daalt zachtjes neer
daar waar de asbak stond
hij zal komen onverwachts
en haar gesmoorde schreeuw -
ze ziet zich wegglijden
en vervloekt hem niet
nog steeds niet
ze denkt alleen aan sneeuw
reddende
koele
sneeuw.