In mijn herinnering fiets ik door de weidelanden
´s Ochtends vroeg, de dauw, het eerste vogelgefluit
Steentjes knappen onder mijn banden,
Maar verder hoor ik geen geluid
In mijn tas zitten dobbers en lood,
De hengel heb ik aan mijn fiets gebonden
Dromend van vissen, mystrieus en groot,
Langzaam zwevend boven diepe gronden
Op zoek naar voedsel: overleven en wonen,
In een wereld van planten, insecten, vissen en slakken,
Wendend zonder weerstand langs stengels en takken,
Geleid door zintuigen en vaste patronen.
De zon breekt door en in het spiegelgladde water,
Mengen schaduw en reflexie van bomen die het meer omgeven,
Zich met de rimpels en de kolken van het onderwaterleven
En laten mij achter met oneidig veel vragen.