Ze hing daar,
meters boven de grond,
enkel een uitstekende tak om zich aan vast te houden.
In de diepte enkel donkere kleuren te zien.
Eerder had ze zich vastgehouden aan
de uitgestoken armen van mensen,
maar dat was eeuwen geleden,
toen ze nog boven op de rots stond.
De armen hadden haar naar beneden geduwd.
Ze had zich proberen vast te houden,
maar de armen schudde haar van zich af
alsof ze een opdringerige vlieg was.
Ze had zich vastgegrepen aan de rand van de rost,
maar, de voeten van de mensen
gingen op haar vingers staan
en ze had geen andere keus dan los te laten.
Ze was gevallen,
toen dacht ze dat het gedaan was,
gelukkig had ze zich kunnen vastgrijpen aan een tak.
Helaas, ze had de kracht niet gehad
om terug naar boven te klauteren.
Nu hing ze daar.
De mensen waren haar al vergeten.
Maar zij hing daar nog steeds.
Haar handen waren kapot.
Haar handen stonden vol blaren.
haar handen bloedden.
Maar, ze was er nog steeds.
Ze had wel gemerkt dat ze langzaam haar
grip op de tak aan het verliezen was.
NU hangt ze daar nog, maar ze weet dat
het niet lang meer zal duren.
Ze weet dat ze de kracht niet heeft.
Het heeft geen zin meer om het te ontkennen.
NU hangt ze daar nog, maar het zal niet meer lang duren...