MAAIKE
Alles komt weer boven,
Het verdriet, de pijn.
Het uit de groep gestoten,
Het pispaaltje te zijn.
Niet erbij, maar aan de kant,
Bespot en uitgelachen.
Gepest, ja hele dagen lang,
Van niemand hulp kunnen verwachten.
Iedereen pest vrolijk mee,
Zelf noemen ze het plagen.
Als je dáár niet tegen kan…
Dat is toch wel te dragen?
Maar niemand ziet de pijn,
Het verdriet, de wanhoop,
Het mensenschuw, het aan de kant,
Dat in jouw dagelijks ritme sloop.
Maaike, ik herken mezelf in jou,
Het ziek naar huis toe gaan,
Om vervolgens op de fiets,
Jezelf jankend voor de kop te slaan.
Zo oneerlijk, zo gemeen!
Waarom grijpt niemand in?
Is er dan niemand die het ziet?
Is iedereen dan kijkend blind?
Ik kan dit niet meer aanzien,
Ik ben niet stekeblind!
Er moet snel iets gaan gebeuren,
Omdat ik dit te pijnlijk vind.
Mijn eigen jeugd, het komt weer boven,
Ook toen zag niemand hoe het zat.
Maaike, ik was net als jij,
Niemand zag, hoe het van binnen vrat.
Te bang om iets te zeggen,
Want stel dat ik het toegaf,
Dan wist ieder wat ik voelde
En hoe kwetsbaar ik wel was.
Maar meiske, zo gaat het niet langer,
Je jeugd en leven gaan eraan!
Ik als juf, ik ga iets doen.
Want zo mág het niet langer gaan!
Marieke, 25 september 2002
Pijn, verdriet, woede…