Onderzoekend keek ik naar jou,
En terwijl jouw ogen de mijne vonden,
Merkte ik dat mijn ogen,
De jouwe al hadden verslonden.
Jouw ogen,
Spiegels van de ziel,
En terwijl ik keek,
Zag ik iets wat mij enorm beviel.
Het mysterieuze,
De twinkeling erin,
Op slag door jouw ogen betoverd,
Vanaf het prille begin.
Kan er nog altijd in verdwalen,
In verdrinken,
Door jouw ogen,
Spontaan in mooie gedachtes verzinken.
En de laatste keer,
Dat mijn ogen de jouwe lazen,
Dacht ik,
De volgende keer moet ik niet vergeten,
Mijn zwembandjes op te blazen.