ze legde haar gerimpelde handen in haar schoot
wanneer we samen op de bank zaten
buiten aan het witte venster
haar ogen verlangden naar de dood
ze zag de auto’s heen en weer rijden
vroeg zich af waarom ze zich zo haastten
de tijd voor haar stond immers stil
niets kon haar echt nog verblijden
tot de zon op haar witte haren scheen
de warmte zacht haar wangen streelde
ze glimlachte voldaan, keek naar de bloemen
en legde haar handen overeen