Grootmoeder zit daar in de hoek kijkend stil naar het boek
het is het boek van haar leven dat ze stil probeert te leren
Stilletjes heb Ik dat bezien en er van geleerd misschien
Bladerend en gebeden prevelend zo stilletjes de blaadjes geelend
Gelijk een kinderhartje kijken kan naar het stilletjes van dat al
Onbegrijpend van dat boek en de handen van dat zoek
Stilletjes word verwezen van het heilige erin gewezen
met een Moe van Mijn mond verwijs Ik naar haar vinger rond
de gouden dunne ring het begin van Haar ontspring
en Mijn mond prevelt rond tot naar de beginne grond
Moe zegt Mijn mond hoe is het begin van uw verbond
Kijkend met haar zachte blik en Haar oog is grijzend in Mijn blik
Zacht begint haar hart te wenen en is in haar oog verschenen
Moe verteld Mij hoe dat kan dat Ik het niet begrijpen kan
met Haar kleine zachte doek doet Zij dicht het grote boek
Op Haar knie zit Ik dan en Ze begint te spreken al
Ze spreekt van een bedrog en een verbond dat Ik helemaal niet verstond
Ze spreekt van leven en van wijn het fijne samenzijn
Ze spreekt van oorlog en van vluchten en naar het huis terug te zuchten
Ze spreekt van daden en vergaren en het teruggaan naar de aren
Ze spreekt van klei en van leem en het zuchten daaromheen
Ze spreekt van wonen en van zijn en het kleine levenwijn
Ze spreekt van kinderen en hun klein gelijk Ik op haar knie kan zijn
Zachtjes spreekt ze van de daden hoe Ze het allemaal moest vergaren
Zo spreekt Ze van dat al en hoe Ik het later weten zal
Er is geen leugen in Haar mond want Haar Ring die Schittert rond. *