Een visje in een kommetje,
Niets meer was jij,
Je had geen eigen leven,
Was een bezit van mij.
Vissen schijnen niet te denken,
maar een uitzondering was jij.
opgesloten achter glas,
zat je er maar depri bij.
Nooit kwam ik bij je over,
Nooit reageerde jij op mij,
Nooit speelde je met die ander,
Nooit was je levendig en blij.
En op een dag lag je daarboven,
Je dreef wat op je zij.
Ik kon er niet naar kijken,
Je lag er zo zielig bij.
Maar jouw dood is snel vergeten,
zo onbelangrijk was jij.
er zwemt nu maar één vis in het water,
maar ik koop er wel een visje bij.
Dan zwemmen er twee vissen,
Samen vrolijk en blij.
En jij zwemt niet in het water,
Maar in een herinnering van mij.