Staand aan haar graf al dat ik vind, een stoel van steen, een aarde bed, ik heb er wat bloemen op gezet, het geluid van knerpend grint.
Verlammende verlatenheid, de kille adem van de wind, een angstig en verloren kind, is hier voorgoed haar moeder kwijt.
Maar in het huis van herinneringen, onaangevreten door de tijd, daar ben ik moeder's kleine meid, daar mag zij altijd zingen:
Er zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot, en meer van dat soort dingen, daar kan ik in haar armen springen en is zij helemaal niet dood.