ik ontbeer een warmte die ik fingeer
daarom besta ik in een lit vol tekens
in een dor verdroogde winter
alles vriest ik ijs verdunning
gretig om mijn rouw te delven
dagelijks begraaft een stijf gebeente
een deel een stuk een hart van mij
tot ik in steen en aarde huis
ik slenter een teloorgang door
met gestold wezen, de leegte in
dan versteen ik en ik wordt dun
ik geef mezelf en wordt illusie